De laatste keer dat we in de Pyreneeën waren was in mei 2003. Het was toen zo abnormaal
warm (38 graden) dat we diverse dingen niet gedaan hebben. Een goed excuus om weer eens die kant op te gaan.
We gaan in 3 dagen heen en met de autoslaaptrein terug. De kleine tent gaat mee, maar als we ergens meerdere dagen staan
geven we toch de voorkeur aan de ruimte van een mobil-home.
Kaarten en boeken
Michelin-kaart 443, Spanje Noord-Oost.
Boekje van "MDMOT.de Wij hadden het boekje met de asfalt-routes. Ze hebben ook een roadbook voor offroad.
Een mooie site met veel info: noordspanje.be. Helaas pas gevonden toen we al weer thuis waren, maar wie
weet, misschien voor een volgende keer :)
De heenreis
We vertrekken zondag 3 juni in de regen en met slechts 8 graden. Snelweg tot Parijs, daarna binnendoor. Bij de eerste stop kom ik erachter dat mijn regenjas
niet meer dicht is (heeft het toch nog prima gedaan in Schotland en Noorwegen). Mijn vest is ook al nat, maar ik zal het er mee
moeten doen want de koffers zijn gevuld met zomerse kledij. Twee uur later wordt het droog en nog iets later komt zelfs
de zon erdoor.
Na ruim 800 km zijn we in Saint Gervais. We proberen zo'n goedkope hotelketen. Niks mis mee voor de doorreis.
Het is er netjes en het ontbijfbuffet valt 100% mee. De man bij de receptie is zeer vriendelijk en spreekt zowaar engels.
De volgende overnachting is op de
motorcamping in de Dordogne.
Zo vroeg in het seizoen zijn er nog niet veel gasten. We mogen vanavond de
kookkunsten van de nieuwe kok beoordelen. Wat ons betreft mag hij blijven.
De volgende dag twijfelen we nog even tussen het aan zee
gelegen St. Jean de Luz of het centraal gelegen St. Jean Pied de Port. De keuze valt op de laatste.
We gaan naar Europ Camping. Bij de receptie hangt een briefje dat je zelf
maar een plekje moet zoeken, maar wij willen een mobil-home. Toevallig is er iemand binnen en in allerijl wordt de zoon opgeroepen. Hij
spreekt een aardig woordje engels. We willen 5 of 6 nachten een mobil-home. Hij adviseert ons een week te huren, want
dat is goedkoper (260 tegen 60 per nacht). De camping ligt er keurig bij.
Er is nog niet veel te doen. Volledige service, zoals broodjes in de ochtend, is er pas vanaf komend weekend. We hebben een zeer ruime plek
met mooi uitzicht over de camping en de bergen.
Woensdag 6 juni: Gorges de Kakouetta
Na 3 dagen rijden eerst maar eens uitslapen en dan een wandeling in de Gorges Kakouetta. Via de D417/117 rijden
we er naar toe. De D117 is een superklein weggetje door een mooi landschap. Gieren vliegen
over ons heen. Een adelaar zit aan de kant van de weg en vliegt op als we passeren.
En overal loslopende koeien, schapen en paarden. Gerard stopt
"Laat die auto eens voorbij". Om er met een knipoog aan toe te voegen "Gelukkig heb ik dit niet uitgezocht".
Oeps, ik was zo overdonderd, dat ik vergat in de spiegels te kijken.
De wandeling gaat via plankieren, uitgehakte trappen
en bruggetjes naar een waterval en een grot. Terug gaat over hetzelfde pad.
Op de weg terug naar de camping, komen we langs Holzarte, maar daarvoor is het nu toch wat te laat.
We rijden terug over de D301. Weer zo'n kleine weg.
Donderdag 7 juni: toer naar de kust
Eerst de D948, een geweldige stuurweg en bijna geen verkeer. Deze gaat over in de D58.
Na een tijdje wordt het asfalt steeds slechter, tot we de grens met Spanje passeren, een nieuwe 2-baans weg wacht op ons. Vreemd is
het wel, want er is hier verder niks. Daarna de oude 121.
Een goede brede asfaltweg met lange bochten en geen hond te bekennen, want iedereen zit op de nieuwe 121. Vanaf Irurita
gaan wij ook de nieuwe weg 121 op.
Via de buitenwijken van Hendaya rijden we naar de Corniche Basque, de grillig gevormde kust onder St. Jean de Luz.
We lunchen in de haven, met zicht op Fort Socoa.
Op de terugweg weer geweldige stuurwegen, met korte en elkaar snel opvolgende bochten. We stoppen even bij het treintje
La Rhune. Dit tandrad-treintje gaat elke 35 min omhoog naar een uitzichtspunt. Misschien de komende dagen een keer,
nu rijden we lekker door. Achter Ainhoa komen we weer in Spanje. Een en al winkels en tankstations. De benzine is hier
1.35. Volgooien dus maar. Bovenop Col D'Ispeguy nog even koffie drinken in de bar annex winkel. Het hangt vol met van alles en nog wat en
alles is te koop. Het wat vreemde assortiment wordt vast verklaard door het feit dat de bar in Spanje ligt en de parkeerplaats in Frankrijk.
Vrijdag 8 juni: wandeling Holzarte
Via de D18 rijden we er naar toe. Deze wandeling gaat boven langs een kloof, in tegenstelling tot Kakouetta waar we onderlangs liepen.
Na een uur lopen en 200 meter steiging komen we bij de beruchte brug: 171 meter boven de kloof. Het beweegt als je
erover loopt, maar eng is het niet. "Niet meer" waarschijnlijk, want de brug oogt nieuw. Aan de andere kant gaan we op
zoek naar onze eerste geo-cache in deze vakantie. Het valt niet mee, want de gps geeft een zeer grote afwijking. Toch
lukt het nog vrij snel. We gaan over hetzelfde pad terug. Helemaal rond kan ook, maar dat zijn vele kilometers en vele
hoogtemeters. Nog even op het terras bij Logibar en dan terug over de D18. Vanaf deze kant lijkt de D18 toch mooier te rijden en meer weidse uitzichten.
En zoals overal hier, veel dieren op de weg en slalommen om de stront.
In de middag wandelen we via Lasse naar St. Jean Pied de Port en doen onderweg
wat geo-caches, onze andere hobby. We struinen wat door St. Jean Pied de Port. Overdag is het een stuk levendiger dan 's avonds.
We eindigen op de Citadelle voor de laatste caches.
Hoewel we al vaker in dit dorp zijn geweest, waren we vreemd
genoeg nog nooit boven op de Citadelle geweest. Om acht uur zijn we terug op de camping, lekker gewandeld vandaag.
Zaterdag 9 juni: toer in de bergen
Eerst even tanken, want daar is vandaag weinig gelegenheid voor. Het is te merken dat het weekend is, want er zijn veel wielrenners onderweg.
Meest opzienbarend zijn de lui die met een skateboard downhill gaan,
compleet met motorpak en motorhelm.
Via de 918 gaan we naar St. Pierre Martin.
Deze pas ligt op 1800 meter, op de grens met Spanje.
Bovenop de pas waait een harde koude wind.
We gaan linksaf naar Zuriza. Een ree steekt voor ons
over. Iets verderop gieren. Ik zie er een stuk of 6 zitten. Helaas heeft Gerard ze niet opgemerkt en is doorgereden.
Dan maar een foto met mijn compact-cameraatje.
Via de 176 gaan we weer naar het westen. Volgens de kaart
een heel klein weggetje, maar in het echt een nieuw geasfalteerde stuurweg.
Halverwege wordt de weg versperd door een zeer grote kudde schapen. Er zijn veel mensen bij. En veel
honden, die hun taak en plek goed kennen. We nemen de tijd om het spektakel te bekijken. Zo te zien moeten de grote bellen
van de ene bok naar de andere. Het valt niet mee om ze te vangen. Nadat het karwei geklaard is en de kudde in de bergen verdwijnt, gaan wij
via Port de Larrau terug naar Frankrijk. En dan weer de D19/D18.
Zondag 10 juni: dagje niks doen
Als het goed weer was geweest, waren we nog een nachtje aan zee gaan staan in St. Jean de Luz,
maar helaas. Vandaag regent het een groot deel van de dag en de komende dagen zijn ook twijfelachtig. We doen
vandaag maar eens niks en gaan morgen verder. De campinghond komt nog even kijken of er wat te halen
valt. Verder strijkt op de camping een grote groep van de KCK
neer, dat zorgt voor wat leven in de kantine die dit weekend voor het eerst open is.
Maandag 11 juni: door naar onze volgende stek
Onze volgende stek is de camping Iturbero in Lumbier in Spanje. Het is hemelsbreed slechts 60 km verderop,
maar de omgeving is totaal anders. En voor ons is het een uitstekende basis voor enkele bezienswaardigheden.
We rijden toeristisch naar Lumbier (135 km). De luchten zijn af en toe dreigend, maar we hebben mazzel en draaien telkens de goede kant op.
Een groepje motorrijders, dat later op de dag op de camping arriveert, heeft de hele dag regen gehad. Ze beweren continue
de regen mee
te nemen. In dat geval mogen ze van ons morgen weer vertrekken.
Op de camping in Lumbier is nog niet veel te doen. De bar is 's avonds 2 uurtjes open en het zwembad ernaast is nog dicht.
Het seizoen begint eigenlijk pas eind juni.
Dinsdag 12 juni: Kasteel Olite en Natuurpark Bardenas Reales
Vandaag gaan we naar het natuurpark Bardenas Reales.
Maar eerst even naar het kasteel in Olite. Van afstand ziet het er heel indrukwekkend uit. We parkeren
voor de deur en lopen door de poort. Onafhankelijk van elkaar verwachten we op een binnenplaats van een kasteel uit te komen,
maar we lopen het dorp in. Het kasteel is "smal".
Onderweg zien we vele irrigatiekanalen, waaronder een wel heel brede compleet met een weg erlangs. Verder grote velden met zonnecollectoren.
Vreemd genoeg zien we op woningen zelden zonnepanelen.
In Arguedas gaan we linksaf richting Bardenas Reales. Na een paar kilometer komen we
bij een info-centrum. Voor auto's en motoren zijn maar een paar (onverharde) wegen toegankelijk. Met de mountain-bike zijn er wat meer mogelijkheden.
Het is een vrij woest landschap, maar een woestijn is het niet. Een paar uur en vele foto's later komen we bij een splitsing. We moeten kiezen.
Of helemaal rond en terug naar Arguedas en dan via de (verharde) NA125 nog een stuk door het natuurgebied. Of
nu rechtsaf onverhard naar El Paso/Carcastillo. Geen idee wat mooier is. We gaan voor de laatste optie. De weg staat niet
in ons kaartmateriaal, maar verdwalen kun je er niet.
In de verte wordt het donker in de bergen. We draaien er vanaf en gaan naar Tafalla om
inkopen te doen bij een grote supermarkt. Ze hebben onwijs veel verse vis, maar ook gedroogde kabeljauw van de Lofoten, waar we
2 jaar geleden waren. Als we de supermarkt uitkomen is de lucht helemaal opgeklaard en rijden we
met een zonnetje terug naar de camping.
Woensdag 13 juni: cultuur en natuur
Vandaag eerst naar het Monasterio de Leyre.
We zijn de eerste toeristen en krijgen de sleutel van de 11-de eeuwse kerk mee. We moeten ook weer afsluiten.
Beetje vaag allemaal, de dame spreekt geen engels en wij geen spaans. Het stel na ons heeft geen sleutel. Wij maar wachten,
want ze krijgen er geen genoeg van, tot een groepje duitsers verschijnt die gelukkig ook een sleutel hebben.
Na het teruggeven van de sleutel mogen we de crypte bekijken, die door de dame wordt ontgrendeld.
De crypte heeft als functie het ondersteunen van de kerk en het wegwerken van het hoogteverschil in de grond.
Onze volgende stop is het kasteel van Javier. Ook hier gigantische parkeerplaatsen en er is bijna niemand.
Binnen heeft het meer weg van een museum dan een kasteel.
De derde stop is het dorp Sos del Rey Catolico. De oude binnenstad met zijn smalle steegjes is mooi gerestaureerd.
We hebben het vrij snel gezien, omdat we voor nu even genoeg cultuur hebben gehad. We gaan wat eten en
dan is het tijd voor gewoon een stukje toeren.
De A1601 is vrij slecht. Dat geldt ook min of meer voor de A1602 naar Anso,
maar daar wordt het helemaal goed gemaakt door de omgeving.
We rijden door een smalle kloof. Uiteraard ook hier weer veel gieren.
Terug gaan we via de NA176 die we al hebben gereden bij een toer vanaf de vorige camping. Blijft mooi en perfect asfalt.
Het lijkt erop dat de provincie Navarra meer wegen vernieuwd heeft dan de provincie Aragon.
Net voor Lumbier rijden we nog even om langs het uitzichtsplatform Foz de Arbayun.
Donderdag 14 juni: Foz de Lumbier
Vanaf de camping gaan we een wandeltocht maken. Tussen de graanvelden door wandelen we vanaf de camping naar
Foz de Lumbier. Deze kloof is niet heel lang, maar wel mooi.
Op de plek van de oude brug staat een groepje jongelui met wetsuits. Zouden ze gaan duiken vanaf hier? "Loco", roept er eentje,
als we ernaar vragen. Ze gaan weer, we zullen
het nooit weten. We lopen de wit-groene route, die bovenlangs teruggaat. Op de terugweg nog even langs een terrasje in het
dorp. Volgens de GPS hebben we 14 km gelopen.
Vrijdag 15 juni: van Lumbier naar Camping Isabena
Vandaag trekken we weer verder. Kasteel Loarre bewaren we wel voor een andere keer. We rijden over de oude N260 naar Jaca. Er ligt
ook een compleet nieuwe snelweg, die nog niet in ons nieuwste kaartmateriaal zit. Pas achter Biescas wordt de route weer
interessant. We gaan wat drinken in de tuin van Hotel Ordesa (achter Torla). Een heerlijk plekje om even te zitten. Via de kloof van Anisclo gaan we verder
naar het oosten. Bij een splitsing missen we bijna de weg waar het ons om te doen is, de smalle kloof langs de rivier
Gallos (Anisclo). We zijn hier al vaker geweest, maar het verveelt nog steeds niet.
De weg is slecht en smal. Soms is het schrikken als er plotseling een auto van de andere kant komt, en we rijden
toch echt niet hard. In het hoogseizoen is het eenrichtingsverkeer.
De N260 vanaf Ainsa is een grote brede weg geworden.
De oude oost-west verbinding N260, waar we in 2003 zo lyrisch over
waren, heeft zijn charme verloren. Grote delen zijn vernieuwd en recht getrokken. Andere delen zijn er nog,
maar worden niet onderhouden. Een paar stukken zijn nog ouderwets mooi.
Zaterdag 16 juni: camping Isabena
Camping Isabena is onze stek voor de komende dagen. De eigenaars zijn duits/spaans. Er staan vooral motorrijders
en Nederlandse pensionada's. Het zwembad is gelukkig al open. En ook de bar is de hele dag open. Er wordt een dagmenu geserveerd, waar veel gebruik van wordt gemaakt.
Elke avond eten we op het terras. En kijken EK-voetbal met z'n allen. Toch wel leuk dat hier wat meer te doen is dan op de
andere campings.
Vandaag doen we niet veel. Kaartjes schrijven, boodschappen doen, aan het zwembad liggen etc. En uitzoeken wat we de komende dagen willen doen.
Zondag 17 juni: toertocht en een beetje cultuur
Vandaag toer 4 uit het boekje van MDMot. Eerst naar het bedevaartsoord Torreciudad. Een modern bouwwerk, gesponserd
door Opus Dei. Dan omhoog langs het stuwmeer El Grado. We rijden een stukje mee met een groepje Spanjaarden en dat gaat
best hard. Opvallend is dat ze zich wel keurig houden aan de inhaalverboden, maar die staan er dan ook doorgaans niet voor niks.
Bij Ainsa draaien we weer naar het zuiden. Via het natuurpark Guara komen we in Alquezar. We parkeren de motoren. Het is zondag en het is er ontzettend druk
met Spaanse toeristen.
Tijdens het rijden hadden we vandaag helemaal geen last van de warmte. Maar we moeten nu een flink eind lopen om bij het kasteel te komen,
via allerlei trappetjes. We komen niet verder dan de kerk. Het is te warm om dit in motorkleding te doen. En achteraf hadden we met de motor ook
wel wat verder door kunnen rijden.
Terug rijden we via Barbastro. Verderop gaat de route door/langs een kloof (Congosta de Olvena).
Op de terugweg wil ik nog even langs de kleinste kathedraal van Spanje, in Roda de Isabena, maar Gerard rijdt door. Achteraf maar goed ook, want de kathedraal
blijkt
alleen onder begeleiding bezichtigd te kunnen worden. Er zijn een paar rondleidingen per dag. 's Middags alleen om 16.30 en 17.30.
Wij hebben daar geen weet van als we later op de dag alsnog naar Roda de Isabena gaan. We zijn
er toevallig om exact 16.30 uur. Samen met nog 2 spaanse stellen. We kopen kaartjes en mogen naar binnen. Achter ons gaat alles gelijk weer op slot.
De rondleiding is in het Spaans; wij
krijgen een engelstalige uitleg in de hand gedrukt. We mogen binnen geen foto's maken.
Het is in elk geval de moeite waard.
Maandag 18 juni: toer door de Pyreneeën
We rijden omhoog via Vielha en terug over de Col de Benasque. Bovenop de pas doen we nog een paar geo-caches. Dan wordt de lucht donker en
begint het te regenen. We hopen nog even dat het gewoon een bui is, maar helaas moet de regenkleding toch echt aan. We rijden
net zolang door tot we in Pobla de Segur zijn, waar het droog is. We gaan er lunchen en kunnen voor vandaag de regenkleding weer
opbergen. We maken de vergissing elk een broodje hamburger te bestellen. Het zijn halve stokbroden met ieders 4 halve
hamburgers. Iets teveel van het goede. Terug naar de camping gaan we over dezelfde fantastische weg (A1605) als vanochtend.
Dinsdag 19 juni: richting Narbonne
Donderdag moeten in we Narbonne zijn voor de autoslaaptrein. Omdat in de binnenlanden op de Spaanse campings niks te doen is, gaan we vandaag
in een keer door naar Collioure aan de kust. Een prachtige route via de C1311, L511, L401 etc. Allemaal kronkelwegen
door de bergen en bijna geen verkeer. Als we Frankrijk inrijden, moeten we toch echt even schakelen in ons hoofd. Bij de grens
begint het al met slecht asfalt en los grint. Daarna moeten we dwars door veel dorpen en steden. Wat een drukte op de weg.
Ook op de camping aan de kust is het druk. De plekken zijn klein en worden toegewezen. Dat zijn we
allemaal niet meer gewend na
de afgelopen weken. Maar we hebben wel een plek met uitzicht op Middellandse Zee.
De N260 wordt ook wel de Eje Pirenaico genoemd. Het is een ruim 500 kilometer lange weg, welke start aan
de Middellandse Zee en dwars door de Spaanse Pyreneeën richting de Atlantische Oceaan loopt.
Eigenlijk is het ook niet één weg, maar een aaneenschakeling van diverse
wegen, die samen de oost-west verbinding vormen.
Vergeleken met de noord-zuid routes, die Spanje verbinden met de rest van
Europa, zijn de oost-west routes van totaal ondergeschikt belang, waardoor ze bijzonder verkeersluw zijn.
Dat gekombineerd met veel bochten, strak asfalt, mooie natuur en middeleeuws aandoende dorpjes
maakt het voor de motorrijder een vakantiebestemming bij uitstek.
Met de N-260 als leidraad maken we onze eigen "Eje Pirenaico". Met name in het eerste deel kiezen
we voor alternatieve groene wegen, omdat de N-260 daar steeds meer een gewone doorgaande weg wordt.
Naschrift 2012: de N260 heeft zijn charme als oost-west verbinding wel een beetje verloren. Een aantal delen zijn nog steeds mooi,
maar ook zijn hele stukken grote doorgaande rechte wegen geworden of zijn totaal niet meer onderhouden. Maar er zijn nog steeds voldoende mooie
alternatieven.
De Kustweg
Ons verhaal begint niet in Spanje, maar in Frankrijk in het schilderachtige vissersplaatsje Collioure.
We parkeren de motoren dicht bij het strand en zoeken een terrasje op. De ober informeert bezorgd of we niet naar binnen willen,
omdat het nogal frisjes is. We kijken hem verbaasd aan. Het is maar wat je gewend bent. Begin juni, arriverend vanuit Nederland,
vinden wij 25 graden best wel warm.
Eigenlijk zijn we hier niet alleen voor het fraaie plaatsje. Collioure is namelijk het begin van een van de mooiste kustwegen van Europa.
Na Collioure rijden we door Port de Vendres en Banyuls. Minder toeristisch, maar
wellicht authentieker, want hier liggen nog echte vissersboten. Fraaie vergezichten over de zee begeleiden ons naar het zuiden.
Op de grens met Spanje begint de N260. Het passeren het kilometerbordje met het getal "1".
Vele kilometers zullen nog volgen.
In het Spaanse Portbou ligt een opvallend groot treinstation.
De reden daarvan is dat de breedte van de Spaanse spoorlijnen afwijkt van de rest van Europa en
daarom aan de grens alle passagiers moeten overstappen en goederen worden overgeladen. De Spaanse wagons kunnen beide
breedtes aan en kunnen relatief snel omgeschakeld worden.
We rijden verder. De kustweg wordt aan de Spaanse kant alleen nog maar mooier.
Cadaqués en Dali
Vanaf Llanca rijden we over La Selva de Mar naar het pittoreske Cadaqués,
Het laatste stuk door de bergen is erg kronkelachtig.
Dit is de enige weg naar het plaatsje, en dus doodlopend. Eventueel kan men nog doorrijden naar de Cap de Creus,
het meest oostelijk puntje van Spanje. Het is juist deze afgelegenheid die het dorp behoedt voor projectontwikkelaars
en geliefd maakte als toevluchtsoord bij kunstenaars zoals Dali. Zijn huis is nu ingericht als een klein museum.
juni 2006: deze keer doorgereden naar Cap de Creus. Slechte weg, maar wel fraaie vergezichten.
Het is inmiddels vier uur in de middag en we bedenken dat het wel leuk zou zijn om te overnachten in dit zo
gezellige plaatsje. Na geinformeerd te hebben bij enkele hotels bereiken we al snel het punt "maakt niet uit wat het kost".
Maar het helpt niet. Het is Pinksterweekend en werkelijk alles zit vol met lang-weekend-vierende
Fransen en Spanjaarden. We proberen het nog even in het naburige Roses, maar ook daar is alles vol.
Het heeft weinig zin nog langer iets aan de kust te zoeken en besluiten landinwaarts te rijden en
te beginnen aan onze Eje Pirenaico.
Thuis hadden we gepland nog een stukje zuidelijker te gaan en via de binnenlanden weer omhoog.
We hadden willen overnachten bij motorcamping/pension
Costa Brava Touring. Maar het is dit voorjaar zo warm dat
we daar maar vanaf zien en in de bergen blijven.
Besalú
Onze eerste tankstop in Spanje. We zijn verrast. De brandstof is hier zo'n 25 center per liter goedkoper dan in
Nederland en Frankrijk. We rijden verder naar Fiqueres. Geen interressante weg, maar moet gewoon even.
Als we de stad binnenrijden maakt het op mij een wat vervallen indruk.
Dit is eigenlijk helemaal niet zoals ik het me herinner van enkele jaren geleden.
Toen verbleven we hier enkele dagen als start- en eindpunt voor een rondje Iberia.
Hier in Figueres staat het grote wereldberoemde Dali-museum. Ook voor niet-kunstliefhebbers absoluut de moeite waard
om te bezoeken.
Vanaf Figueres rijden we naar het goed bewaard gebleven middeleeuwse plaatsje Besalú.
Ook hier is elk hotel vol. In Fonda Siqués hebben ze nog wel twee één-persoonskamers....ja, daaaag... als we weer buiten
staan realiseren we ons dat het al laat begint te worden en de vermoeidheid duidelijk merkbaar wordt. We
nemen de kamers toch maar. Eigenlijk is het best wel een leuk oud hotel, met een (eenvoudig) zwembad met panoramisch uitzicht
over het dorp.
Het dorp zelf is vooral beroemd om de romaanse brug over de Fluvia.
In de buurt van de brug lopen we een keramiek winkeltje binnen. Het is vele malen groter dan het van buiten doet vermoeden.
Mooie spullen en de prijzen vallen best mee. Maar op de motor kan ik niet veel meenemen,
dus het blijft bij een eenvoudig olijvenschaaltje.
We slenteren nog wat door het dorp en zitten de rest van de avond op een terras op het marktplein.
Nog even kijken bij de schilders die hun kunst te koop aanbieden, daarna lekker eten en naar bed. "Your place or mine".
Garroxta
De volgende ochtend worden we gewekt door offroad-motoren die zich achter het hotel verzamelen voor een zondags uitstapje.
Na een uitgebreid ontbijt tussen de oude gewelven van het hotel gaan we weer op pad. We wijken nu voor het
eerst af van de N260. De echte mooie stukken komen nog. Van Besalu tot Olot was de N260 in juni 2006
één grote bouwput. De N260 wordt daar vervangen door een snelweg. Reden te meer om de mooie weg door de
Garroxta te nemen.
We gaan vanaf Besalu een klein stukje zuidelijker naar Banyoles en draaien daar de C150 op.
Deze weg gaat dwars door het vulkaangebied de Garroxta. De ronde vulkaankegels zijn begroeid met bomen,
wat het gebied opvallend groen maakt. Het lijkt wel een beetje op de Eifel. De weg is een en al bocht,
het asfalt ligt er strak bij en er is bijna geen verkeer. We komen door Mieres.
De thuisbasis van de Duitse reisorganisatie DelBondio. Zij hebben zo hun eigen variant op de Eje Pirenaico, eentje
waarbij ze zoveel mogelijk via onverharde wegen van oost naar west rijden.
Daarna passeren we Santa Pau. Een erg mooi middeleeuws plaatsje. Niet alleen voor de toeristen, hier
wordt nog echt geleefd. Achter Santa Pau ligt een camping en parkeerplaatsen.
Van hieruit wordt veel gewandeld door de Garroxta.
In Olot volgen we de weg naar Ripoll. Daar staan we voor de keuze. Noordelijk over de Port de Toses of zuidelijk via Berga.
We kiezen voor het laatste. Over de Port de Toses zijn we al twee keer geweest (jammer genoeg beide keren met regen).
Onze keuze blijkt goed te zijn. Er komt geen eind aan de strakke bochten. En nog steeds weinig verkeer.
Wel komen we heel veel Spaanse motorrijders tegen die duidelijk genieten van hun vrije zondag.
Sierra del Cadi en Andorra
In Santa Llorenc stoppen we voor een lunch. Ook nu moet er weer gekozen worden.
Over de doorgaande route naar Seu de Urgell of dwars door de Sierra de Cadí. Volgens onze GPS
loopt de weg door de Sierra niet helemaal door, volgens de Michelin kaart wel. We besluiten het te proberen.
Als de weg te slecht is kunnen we altijd nog terug. Al snel concluderen we dat er niets aan de hand is,
grote delen zijn nog vrij recent geasfalteerd. Kwamen we vandaag al weinig verkeer tegen, nu nog minder.
Slechts hier en daar ligt een dorpje, temidden van opvallend rood gesteente.
Vanaf Seu de Urgell gaan we naar Andorra. De hele dag hebben we stralend weer gehad,
maar een kilometer voor de grens begint het te regenen. Niet lang daarna zitten we in een wolkbreuk,
compleet met modderstromen die dwars over de weg lopen. Ik vraag me af of we er niet beter aan doen terug
te keren naar Spanje. Maar ja, dan moeten we weer door diezelfde modderstromen, en naarmate we verder doorrijden
komen we wel steeds hoger. In Santa Coloma is de weg afgesloten door de politie .
Veel auto's zijn al gestrand in de halve meter water die de straat vult. We schuilen onder een afdak,
maar de regen lijkt niet minder te worden. Dan toch maar weer door.
Rond zeven uur komen we aan in het hotel van familie v/d Wal.
Onze doorweekte spullen hangen we gelijk in de droogkamer in de kelder.
We horen dat andere hotelgasten vast staan bij de, inmiddels gesloten, Spaanse grens.
We praten wat bij met vrienden die vandaag vanuit Nederland aangekomen zijn.
Ze gaan hier een week lang offroaden in de bergen.
De maandag besteden we voor een groot deel aan het bezoeken van motorzaken.
Ik had voorafgaand aan de vakantie berekend dat ik de vakantie met gemak zou halen met mijn achterband.
Maar had daarbij geen rekening gehouden met het grove asfalt in Frankrijk en Spanje. De BT010 slijt zienderogen.
Daar kom ik niet ver meer mee. In Andorra zitten tig motorzaken en ze zijn zelfs open op Pinkstermaandag,
maar niet de werkplaatsen. We moeten de volgende dag terugkomen.
De volgende ochtend worden we bij SAM snel en vakkundig geholpen.
De BT010 laat ik vervangen door een BT020, die gaat in elk geval wat langer mee.
Van Andorra naar Ainsa
Na Andorra gaan we terug de N260 op. Tussen Adrall en Sort liggen 40 km strakke
bochten, ook hier bijna geen verkeer. Ik rij nog
een beetje voorzichtig met de nieuwe achterband. Gerard is allang in geen velden of wegen te bekennen.
In Sort staan we weer voor "Qual der Wall". Gaan we onder- of bovenlangs het Nationale park dÁigues Tortes.
De zuidkant (N260) hebben we al diverse keren gereden, dus vandaag is het de beurt aan de Port de la Bonaiguea.
Eigenlijk is maar één klein minpuntje aan deze keuze, dat is de tunnel bij Vielha.
Het gebergte is hier zo massief en hoog dat het niet mogelijk was een weg bovenlangs aan te leggen.
Even later zitten we weer op de N260 pal westwaarts naar Ainsa. Kilometerslang rijden we door de gorges.
Het dreigt een saai verhaal te worden, maar aan de bochtendans komt geen eind. Behalve dan misschien het laatste stuk
voor Ainsa. De weg wordt flink vernieuwd, wat vooral betekent dat bochten recht getrokken worden. Jammer.
We parkeren de motoren op het Plaza Mayor in het oude stadsgedeelte van Ainsa.
Onder de koele arcaden is het goed vertoefen. Op de hoek van het plein staat een toren.
Tegen een kleine vergoeding mag men de toren beklimmen. Een zeer smalle ronde trap leidt ons naar boven.
De uitzichten vanaf hier zijn fenomenaal. In het noorden ligt het Nationale
Park de Ordesa en naar het zuiden kijk je uit over een strakblauw stuwmeer midden in het dorre Sierre de Guara.
Parc de Ordesa
Weer moeten we kiezen. De 40 km bochten naar Broto laten we liggen, en dat doen we natuurlijk niet zomaar.
Vanaf Aisna rijden we een stukje noordwaarts en gaan ter hoogte van Escalona linksaf naar Valle de Anisclo.
Het wegdek in de smalle kloof is bijzonder slecht, maar dat wordt volledig gecompenseerd door de overweldigende natuur.
Na ongeveer 20 km passeren
we een parkeerplaats, vanwaar wandelaars vertrekken. We vervolgen de weg en komen bij Sarvisé weer op de N260.
Op sommige kaarten is dit laatste stuk weg niet aangegeven, maar het is er wel en het is verhard.
We eindigen de dag bij ons favoriete hotel Ordesa, net buiten Torla. Hier blijven we aantal nachten.
De bij het hotel horende camping en zwembad zijn nog dicht.
Er wordt hard gewerkt om deze in gereedheid te brengen voor het seizoen,
dat eind juni begint en ergens in september eindigt.
Hoewel je in het hotel ongetwijfeld uitstekend kunt eten, lopen we liever even het dorp in.
Ondanks dat het seizoen nog niet begonnen is, is het elke avond druk in restaurant Tielon.
Opvallend veel Noord-europeanen. Waarschijnlijk omdat ze voor Spaanse begrippen vroeg openen (20.30 uur).
Een handgeschreven briefje in de menukaart geeft aan wat het dagmenu is. Zoals overal bestaat het
dagmenu uit drie gangen en bij elke gang heb je de keuze of 3 of 4 gerechten.
De kosten zijn rond de 11 euro per persoon (tafelwijn, water en brood
inbegrepen). Ook populair is de platos de combinados. Voor rond de 7 euro een bord
vol met van alles en nog wat.
De meeste hotelgasten komen hier voor het wandelen, tijd dat wij dat ook maar eens doen. We rijden
naar de parkeerplaats aan het eind van het dal en laten ons in het informatiekantoor een en ander uitleggen.
De meest populaire route is de route langs de rivier en de watervallen (cascade). Ook wij gaan voor deze relatief
gemakkelijke route. Onderweg kunnen we nog besluiten hoever we willen gaan.
We starten aan de linkerkant van de rivier. Na de derde waterval gaan we terug. De volgende is waarschijnlijk nog
mooier, maar zeker nog een uur lopen. We moeten een stukje terug langs de rivier, en kunnen dan oversteken.
Via deze kant lopen we nu terug.
Monasterio de San Juan de la Peña
Vandaag gaan we een toertocht doen vanuit het hotel, maar we beginnen met een extra ommetje om het
Monasterio de San Juan de la Peña te bezoeken.
We hebben al eens eerder een poging gedaan dit klooster te bezichtigen,
maar stranden toen op de parkeerplaats beneden aan de berg.
We waren verplicht vanaf daar met een 'treintje' naar boven te gaan.
Daar hadden we toen geen zin in, en nu ook niet. We gokken het erop. Tot onze verrassing is
op de parkeerplaats geen mens te bekennen en we mogen gewoon doorrijden tot aan het klooster.
Het meer dan duizend jaar oude klooster ligt verstopt onder een overhangende rots. In roerige
tijden een unieke schuilplaats voor koningen en andere hoog geplaatsten. We zijn nog vroeg, de kassa is net open.
Na de bezichtiging rijden we verder naar boven, waar bovenop de berg het nieuwe klooster staat.
Nieuw is hier echter een relatief begrip. Dit imposante klooster staat in de steigers en wordt met hulp van de
nodige EEG-subsidies gerestaureerd.
Stukje Frankrijk
Vanaf het klooster rijden we via de Puerto de Somport naar Frankrijk
(even opletten dat we niet de nieuwe tunnel pakken) en via de Col de Marie-Blanque en Puerto de Portalet terug naar Spanje
naar ons hotel in Ordessa.
Baskenland
De volgende dag trekken we weer verder naar het westen. De weg naar Biescas hebben we gisteren al twee keer gereden,
maar een derde keer is geen straf. Na Jaca volgt een wat kalere en hete vlakte.
De N260 is hier ten einde, maar dat geldt absoluut niet voor onze eigen Eje Pirenaico.
Er zijn diverse mogelijkheden. De doorgaande weg gaat richting Pamplona, met mooie lange bochten langs het stuwweer Yesa.
Na het meer rechtsaf, langs de imposante kloof Hoz de Arbayún, en dan weer de Pyreneeën in.
Onze favoriete route gaat al iets eerder rechtsaf. Via Hecho (bekend om de gieren),
Anso, Zuriza en Isaba komen we in Baskisch gebied.
Typerend voor deze streek zijn de keurig verzorgde witte huizen en vooral veel bloemen.
Enkele jaren geleden hebben we een aantal dagen gekampeerd in Ochagavia.
Deze plaats leent zich goed voor een wat langer verblijf, omdat je in alle
richtingen prachtige toertochten kunt maken.
We gaan verder naar Frankrijk over de niet zo bekende, maar wel erg mooie Col de Larrau. In het dorp Larrau nemen we een kamer.
Ook in Frankrijk is het inmiddels erg warm en benauwd. De geplande wandeltochten door de Gorges de Kakouetta en de Gorge de Holcarte bewaren we
voor een volgende keer.
Via de D18 rijden we naar St-Jead-Pied-de-Port. Na het massief van de Spaanse Pyreneeën maakt
dit glooiende landschap een liefelijke indruk. Dan duiken we via de Col de Ispegui weer Spanje in.
Vanaf hier is het nog maar een klein stukje naar de Atlantische Oceaan.
Kaarten en boeken
Michelin-kaart 443, Spanje Noord-Oost.
"Lust auf Pyrenäen" van Dirk Schäfer Duitse motorreisgids. Beschrijft
Spaanse en Franse Pyreneeën.
"Spaanse Pyreneeën" uit de serie Actief&anders van de ANWB.
De door ons gereden routes (totaal zo'n 1100 km.) kwamen voor een groot deel overeen met de routes die in deze reisgidsen
werden aangeraden (maar zoveel keus is er dan ook niet).
Na enkele dagen trekken we verder, richting Ainsa. We willen via Valle de
Anso. Het is eventjes zoeken (Isaba --> Zuriza --> Valle de Anso), maar absoluut de moeite waard.
In de vallei zitten veel gieren. Afgezien van een enkele locale bewoner komen we
geen mensen tegen.
Te oordelen naar de grote (lege) parkeerplaats in Anso zal
dat in het hoogseizoen wel anders zijn.
Op de vakantiebeurs hadden we een schitterende poster gekregen. Wij vermoeden dat het
klooster op die poster het klooster San Juan de la Pena is. 's Middags, nog steeds op
weg naar Ainsa, zien we net voor Jaca de bordjes naar het klooster.
Maar eenmaal daar aangekomen blijkt dat doorrijden
tot het klooster niet meer toegestaan is.
Bezoekers moeten de laatste 6 kilometer lopen of met een
treintje en bijbehorende verplichte rondleiding.
Jammer, dat gaat uren duren en daar hebben we nu even geen zin in.
We zetten de tent op op Camping Pena Montanesa, enkele kilometers ten noorden van Ainsa,
aan de oostkant van het nationale park Valle de Ordesa. Het heeft een zwembad, een restaurant en
een winkel en alles is open :-).
De volgende dag is het
zo warm dat we besluiten tot een dagje zonder motor. Laat in de middag rijden we nog even
naar Ainsa om het oude centrum te bezoeken.
De tweede dag besluiten we te gaan wandelen in de bekende kloof Canon de Anisclo.
De weg er naar toe is schitterend, en heel smal.
Na de wandeltocht twijfelen we even, rijden we door of gaan we terug. Volgens onze
kaart is het laatste deel van de weg niet
verhard. Volgens het boek wel. We nemen de gok.
Achteraf blijkt het laatste deel wel verhard te zijn, maar de kilometers daarvoor niet,
omdat er aan de weg wordt gewerkt (gelukkig kunnen we geen Spaans).